De boze burger: exoot of nobele wilde? (2)

Na les 1 vorige week over het DNA van de boze burger nu twee lessen!  

Terug naar de boze burger en doe-het-zelf-democratie. Een vriend van mij klom op van sjouwer op de groenteveiling tot wethouder. Met niet veel meer dan lagere school leerde hij bij via een deeltijdopleiding Opbouwwerk op de sociale academie, en heeft daarna als wethouder in zijn gemeente heel veel betekend voor de wijken waar hij zich druk om maakte; de wijken waar de mensen met weinig kansen woonden. Hij bleef zichzelf, sprak de taal van de mensen waar hij voor op kwam, maar verheerlijkte hen niet. Als het moest wees hij hen terecht én hield hij ook vurig pleidooi van een stevige portie sociaal werk in de wijken. Niks doe-het-zelf-geneuzel.

Wat de afgelopen twintig jaar wel veranderd is, is dat juist de sociale klimmers geen opbouwwerker meer worden, maar kiezen voor carrière met meer verdiensten, weg van de neerwaartse zuigkracht van de volkswijk. In de plaats daarvan komen middenklasse types de wijk in met een paternalistische boodschap dat de bewoners er verkeerd eten, teveel drinken, voor hun buren moeten zorgen en hun eigen groenten moeten gaan kweken. Dat sluit niet helemaal aan bij het DNA van de wijk om het eufemistisch te zeggen. Daar kunnen die bewoners best link over worden.

Les 2: Boosheid heeft zijn wortels in bevoogding.

Dat wil niet zeggen dat de wijk het allemaal zelf kan. Toename van criminaliteit in de Friese volkswijk (zie Volkskrant van 23-04) wordt even gemakzuchtig gebagatelliseerd door de wijkraadsvoorzitter als de ministers doen met meer verkeersdoden en minder studenten. Terecht dat de wethouder nog eens op zijn hoofd krabt als de wijk de verantwoordelijkheid voor de zorg en de openbare orde naar zich toe wil trekken. Maar dat de wijk het laagste punt is waar veel ellende als vanzelf naar toestroomt klopt wel. Het zijn de wijken waar er flinke doorstroom is op de woningmarkt, de huizen klein, de huren laag en er dus snel een woning te vergeven valt aan woningzoekenden die uit de maatschappelijke opvang of detentie komen. Als je er niet woont of dagelijks komt, dringt niet gemakkelijk door wat dat betekent voor een wijk. Dat de handen van de achterblijvers dan gaan jeuken om het “op onze manier te doen” is begrijpelijk. Dat is dan weer een vorm van Doe-het-zelf-democratie zoals het weer niet bedoeld is. Zeg het maar: mogen de bewoners het wel of niet zelf doen? Of mogen ze alleen dat stuk zelf doen dat teveel geld kost: de billen wassen van de demente buurman?

Les 3: Boosheid heeft zijn wortels in ontkenning door autoriteiten van problemen.